Handjes

maart 2020

Het is kwart voor acht. Mijn hoofd zit vol, mijn ogen zijn moe van het scrollen en mijn rug lijkt gemaakt van een goedkope soort marmer. Ik besluit naar zee te gaan fietsen, niemand wil met mij mee maar als ik eenmaal iets besloten heb kan ik niet meer terug. Dan maar alleen. Ik heb ook eigenlijk weinig zin om te kletsen, het kan nergens anders meer over gaan en tegelijkertijd is dat eindeloos boeiend.
De batterijen van de lampjes voor op mijn fiets zijn al een tijdje leeg maar ik besluit ze vanavond te vervangen. Omdat ik niet a sociaal wil zijn en  iemand van mij schrikt wanneer ik om een hoekje kom racen.
Sinds Corona zijn we allemaal een stukje minder naar; we bellen zomaar om te vragen hoe het gaat, bieden aan dat we boodschapjes halen voor vreemden, werken thuis braaf onze to do lists af en zeggen de nooit eerder opgemerkte buren spontaan gedag. We doen inkopen bij de lokale winkels en helpen de kleine horecaondernemer door thuis uit eten te gaan. Een groepje hangjongeren juicht me toe als ik in de middag voorbij ren om vervolgens luid te gaan hoesten.

‘Heb ik al gehad en aan je moeder doorgegeven!’

Natuurlijk zei ik dat niet hardop, want hoewel ik al aan het rennen ben, word ik met deze teleurstellende conditie waarschijnlijk binnen veertien meter ingehaald en vervolgens geweigerd in het ziekenhuis.
Zachtjes zet ik mijn voeten op de trappers, knijp ik voorzichtig in mijn stuur zoals ik dat ook zo graag in dikke kinderbeentjes doe en snel ik de blauwe straten door. De wegen zijn verlaten maar dit mag, toch? Hard over de klinkers, door De Grote Marktstraat waar een stel een balletje trapt in alle rust, richting de Scheveningse Bosjes. Nu hoop ik toch dat vooral de vieze mannetjes gehoor hebben gegeven aan de oproep om zo veel mogelijk binnen te blijven. Als er nu iets gebeurt, hoort niemand me gillen. Ook mijn telefoon heb ik niet mee, wat dom. Of slim gezien het aantal bacteriën dat zich er enthousiast verzamelt.
Wie zal als eerste opmerken dat ik al een tijdje niet meer online ben? Wie zal me het meeste missen? Misschien een tandje harder trappen. Gelijk wordt in mijn lijf de thermostaat omhoog gegooid en onder mijn muts heeft mijn schedel nu waarschijnlijk de functie aangenomen van een petrischaaltje.

Handjes
Mattew Stone

Voorbij Madurodam. Dicht natuurlijk, voor hoe lang? Richting de dikke huizen waar de mensen hun geld vast al onder het matras proppen en daarna languit op bergen pleepapier liggen in de kelder. Plots hoor ik geklap, ik kijk opzij en zie een man op zijn balkon staan. Hij slaat zijn handen rustig op elkaar, het geluid waait treurig door de lucht en het voelt een beetje gênant omdat hij daar zo alleen staat.

Sukkel. Denk je nou écht dat iedereen gaat klappen?

Ik fiets door.

Meer geklap in een appartementen complex met gele lichtjes op elk balkon.

Waarom klappen we niet altijd voor de mensen in de z… Ik fiets door.

“Ze is klein en stevig, haar jurk van brons wappert zachtjes in de wind en op haar schouders rust een last ze die geduldig draagt”

Heel veel mensen klappen nu, links van me, rechts van me. De straten stromen over van liefde en vol met mensen die niet cynisch zijn zoals ik, maar gewoon samen willen komen in tijden van Corona. Ik voel dat ik verander en voorzichtig open ik mijn mond. Het roepen gaat over in juichen en voor ik het weet schreeuw ik alsof ik van voetbal houd en ADO net gescoord heeft. Niemand weet wie ik ben dus ik kan hier prima een andere versie van mezelf laten zien.
Natuurlijk, aan het einde van de straat een vuurwerkshow. Wanneer komen de bloemen uit de hemel vallen? Mijn ogen stromen vol, ik wil Godverdomme niet huilen, what the fuck gebeurt hier? Ik hou van jullie. Ik hou van klappen voor iemand anders, wie dat ook is. Ik fiets door, de hoek om, hijgend heuvel op. Ik ruik het zout, ik hoor het ruisen dichterbij komen en daar staat ze.
Het Scheveningse vrouwtje. Nog altijd wachtend op haar man die op een dag de haven verliet en nooit meer terugkeerde. Ze is klein en stevig, haar jurk van brons wappert zachtjes in de wind en op haar schouders rust een last ze die geduldig draagt. Ze kijkt uit over zee en ik ga naast haar staan. Heel eventjes wil ik dat ze tot leven komt en me zegt dat ze niet verdrietig is maar blij, omdat we hier samen zijn. Dat het allemaal wel goed komt, want we laten de hoop niet varen en we houden 1,5 meter afstand.

Meer Verhalen